Madrid, korte geschiedenis van de hoofdstad


De regio Madrid (in het Spaans: 'Comunidad de Madrid') ligt in het uiterste centrum van het Iberisch Schiereiland, tussen twee andere, veel grotere autonome regio’s, Castilla La Mancha en Castilla y León. Historisch gezien behoorde het tot het gebied Castilla la Nueva, wat tegenwoordig voor een groot deel Castilla la Mancha is geworden. De Plaza del Sol, in het hartje van de hoofdstad, wordt beschouwd als het virtuele miden van Spanje. Tegenwoordig is daar een ondergronds treinstation. Het echte geografische centrum van het land ligt echter in Cerro de los Ángeles, ten zuiden van Madrid.

Madrid zelf ligt op 667 meter boven zeeniveau, iets wat zeker van invloed is op het droge klimaat. De rivier, die door de stad stroomt, heet de 'Manzanares'. Die ontspringt in het noorden in een regionaal beschermd gebied, genaamd 'La Pedriza', vlakbij het dorp Manzanares El Real.

Madrid is niet alleen de hoofdstad en de residentie van de regering, maar ook de grootste stad van Spanje. Hoewel het tegenwoordig een druk verkeersnet bezit, met diverse grote ringwegen, en het het op twee na grootste metronetwerk van Europat, hebben veel wijken van de stad hun oorspronkelijke dorpse sfeer weten te behouden.

De oorsprong
De eerste historische informatie over Madrid komt uit de negende eeuw. Het lag niet aan de kust en evenmin op een route tussen op dat moment belangrijke steden en was daardoor in de Oudheid waarschijnlijk niet aantrekkelijk voor de volkeren, die het land kwamen bevolken. Dat het uiteindelijk de hoofdstad van Spanje is geworden, mag een klein wonder heten en is eigenlijk volledig te danken aan Fillips II. Die had vooral interesse in de centrale ligging, welke de regering over zijn land zou kunnen vergemakkelijken. We moeten niet vergeten dat koningen veel door hun land moeten reizen en dat reizen in vroegere tijden een langdurige en zeer fysieke kwestie was.

Tijdens de Moorse bezetting van Spanje liet tussen 850 en 866 de toenmalige emir van het Arabische rijk Al-Andalus in het zuiden, Mohammed I van Córdoba, een vesting bouwen op de plek waar tegenwoordig het 'Palacio Real' staat (zie foto boven). Ook werd er een kleine citadel, genaamd 'al-Mudaina', gebouwd. Dit stond aan de rivier Manzanares, die de moren 'al-Majrit' (Margerit) noemden, wat ‘waterbron’ betekent. De naam 'Madrid' stamt waarschijnlijk af van de naam van deze plek, al bestaan er ook vergaande legendes, die later ontstaan zijn, waarin de Griekse god Apollo uitroept dat de stad de naam moet dragen van de godin Cibeles, ook bekend als Metragirta. Vlakbij het Prado museum is een fontein te vinden, waar Cibeles wordt vervoerd door een zegekar met leeuwen ervoor gespannen.

In de 10de eeuw verstevigde de kalief van Córdoba, Abd al Rahman III, met het oog op aanvallen van de Christelijke troepen de vesting en breidde die uit. De muur omvatte op dat moment een gebied van vier hectare. Er waren drie poorten, later 'Puerto de la Vega', 'Puerto de Santa María' en 'Puerto de la Sagra' geheten.

In 1083 werd het 'taifa' Toledo door Alfonso VI van Castilië heroverd. Dit zorgde ervoor dat vele andere omringende vestingen capituleerden, waaronder Madrid. De toenmalige moskee werd een kerk, nu de Almudena-kathedraal, genoemd naar de Maagd Almudena. Tot ver in de vijftiende eeuw bleef de stad echter bewoond door Moren en Sefardische Joden.

Zo kwam Madrid voorgoed in christelijke handen. De stad groeide en kreeg in 1123 stadsrechten. Na een brand werd het herbouwd door Hendrik III. Ook de muur moest voor een groot deel hersteld worden. Hendrik III vestigde zich in het nabijgelegen plaats 'El Pardo', een jachtgebied waar in zijn tijd ook bij tijd en wijle liefhebber Franco woonde. Heden is dit beschermd natuurgebied, waar everzwijnen en herten leven.

In de twaalfde eeuw werd er nog een strijd gevochten tussen het Rijk van Castilië en dat van Aragón om de totale hegemonie. Daar kwam in 1469 een einde aan met het huwelijk tussen Isabel I en Fernando II.

De habsburgers
In 1517 kwam de nieuwe koning Karel I vanuit Vlaanderen naar Castilië ('onze' Karel V). Hij verenigde het met Aragón tot een nieuw groter koninkrijk, Spanje. Drie jaar later, in 1520, werd Madrid één van de tegenstanders van de koning tijdens de Opstand van de Comunidades, één van de eerste burgerrevoluties van de moderne geschiedenis onder leiding van de steden Toledo en Valladolid, die vooral te maken had met de manier waarop de jonge koning het belastinggeld opmaakte. Deze opstand duurde tot 1522 en werd in het voordeel van de troon beslecht.

Voor de deelnemers aan die opstanden had het negatieve gevolgen en tijdelijk verval. Niet voor Madrid. Ondanks alles bracht in 1561 Karel´s zoon, Filips II, het Spaanse gerechtshof naar Madrid. Daarmee werd het officiëus de hoofdstad van het land.

De Bourbons
Na de Spaanse Sucessieoorlogen en de machtsovername van de Bourbons werd besloten dat het toenmalige Madrid als Europese hoofdstad er veel representatiever uit moest zien. Met name Filips V liet naar Frans voorbeeld een aantal nieuwe paleizen, waaronder het huidige Koninklijk Paleis, bouwen. Desondanks zou Madrid pas een echte moderne stad worden in de tijd van Karel III (1716-1788). Hij bouwde bruggen en ziekenhuizen en legde parken, groene lanen en fonteinen aan. Deze koning was deels daardoor immens populair en de bevolking van Madrid was dan ook zeer ontevreden over het aanstellen van zijn zoon Karel IV als koning. Deze trad pas af na de slag van Aranjuez, waarin hij de strijd aanging met zijn eigen zoon Ferdinand VII. Ook deze hield de troon niet lang in bezit, want nog in dezelfde maand (mei 1808) werd de stad veroverd door de troepen van Napoleon Bonaparte. 'Pepe Botella', zoals de broer van Napoleon in Spanje genoemd werd, besteeg de troon, ook voor korte tijd.

Na de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog nam in 1814 Fernando VII de Spaanse troon over. Vanaf dat moment begon in Madrid een periode met afwisselend liberale en conservatieve politieke stromingen.

Twintigste eeuw
In de jaren twintig van de twintigste eeuw was het inwonertal van Madrid al uitgegroeid tot meer dan 1 miljoen mensen. Deze groei vereiste stadsuitbreiding, waardoor verbinding werd gezocht met voormalige dorpen als Carabanchel, Fuencarral en Vallecas, die als wijken de stad uitbreidden. Ook werd er een groot aantal nieuwe wijken gebouwd, die van Las Ventas en Tetuán, waar een groot deel van de nieuwe bevolking van Madrid kwam te wonen. Al deze veranderingen zorgden voor de idee van een groot nieuw stadsdistrict, Ciudad Lineal, ontworpen door de architect Arturo Soria. Tegelijkertijd werd Gran Vía geopend. Ooit was het zelfs een 'Vía Pecuaria' (agrarische weg), nu de aorta van de stad. De bedoeling was om zo het verkeer in de binnenstad te ontlasten. Ook de metro van Madrid werd in die jaren met behulp van Engelse kennis gebouwd (wat nog steeds te zien is aan het feit dat de treinen aan de linkerkant rijden).

Op politiek gebied vonden er grote veranderingen plaats. In 1931 trad de koning Alfonso XIII af en werd de Tweede Spaanse Republiek een feit. Als voortvloeisel daaruit begon in 1936 de Spaanse Burgeroorlog, die tot 1939 zou duren. Madrid zou tijdens deze oorlog één van de zwaarst getroffen Spaanse steden zijn. Omdat de stad de regering herbergde, gebruikte die het als uitvalsbasis, waardoor met name de westerse districten het zwaar te verduren kregen onder gevechten met de rebellen van Franco. Drie jaar lang werd de stad belegerd, tot de uiteindelijke overgave in maart 1939. Vooral de Slag bij Brunete (6-25 juli 1937), met zo'n 37.000 doden één van de meest bloedige wapenfeiten tussen republikeinen en rebellen, is beroemd geworden. Madrid was de eerste stad die werd gebombardeerd door vliegtuigen met het doel burgers te raken.

Na het einde van de Spaanse Burgeroorlog in 1939, kwam de macht in handen van de rebellenleider Francisco Franco, die zich een wrekende dictator zou tonen. Ondanks alle executies van tegenstanders zou het inwonertal van de stad toch snel stijgen, omdat honderdduizenden Spanjaarden uit het 'platteland' naar Madrid kwamen om er werk te vinden. Vooral de zuidkant van de stad werd op grote schaal geïndustrialiseerd.

In de jaren 40 werden door de buitenproportionele groei, onder andere de plaatsen Barajas, Aravaca, El Pardo, Hortaleza en Villaverde door de hoofdstad opgeslokt. Het oppervlak van de stad vertienvoudigde zich. Pas in 1963 verplaatste de demografische groei zich naar buiten de stad, en ontstond de zogenaamde 'periféria' van Madrid, met voorsteden als Móstoles, Leganés, Alcobendas, San Sebastián de los Reyes, Alcorcón, Getafe, Pozuelo de Alarcón, Majadahonda, Boadilla del Monte... In 1973 startte men met de aanleg van de M-30, de eerste ringweg om de stad (nu door de stad). Later kwamen de M-40 en M-50.

Na de dood van Franco in 1975 werd Spanje na een korte overgangsperiode van drie jaar opnieuw een constitutionele monarchie met Juan Carlos I als koning. In 1979 werden in de hoofdstad de eerste democratische verkiezingen gehouden voor de benoeming van een gekozen burgemeester. Daarna is Madrid in de jaren ’80 en ‘90 uitgegroeid tot één van de belangrijkste centra op het gebied van economie, cultuur, muziek en beeldende kunst.

Lees ook:
Het andere Madrid.
Excursies in de omgeving van Madrid.
De legende van hoe de stad Madrid werd gesticht.