'El Escorial', ascetisch koningspaleis


Ongeveer op 45 kilometer ten noordwesten van Madrid vond de Spaanse koning Filips II (1527-1598) op een oorspronkelijk eenzaam bergachtig terrein de ideale plek om zijn paleis te bouwen. Uiteindelijk werd het een immens en streng abdijcomplex, een kasteel, klooster en koninklijk mausoleum inéén, onder de naam 'El Escorial'.

De bouw van dit kloosterpaleis, dat onder een typisch Spaanse Renaissance stijl valt, werd vanaf 1561 -het jaar waarin Filips II besloot Madrid de hoofdstad van Spanje te maken- ontworpen door de architect Juan Bautista de Toledo (1515-1567) en in 1563 werd de bouw begonnen. Andere architecten zoals Juan de Herrera, Juan de Valencia en de Italiaanse schilder en architect Giovanni Battista Castello werden als assistenten bij het project gehaald. De eerstgenoemde zou vanaf 1572 steeds meer verantwoordelijkheden opeisen en in 1576 tot hof architect worden benoemd. In 1884 werd het onder de directie van Francisco de Mora voltooid.

Koninklijke voorwaarden
'El Escorial' voldeed aan alle voorwaarden, die de streng religieuze opvattingen van de koning het oplegden. Zo is er een centrale binnenplaats, die beheerst wordt door een kerk met een koepel, aan de ene kant geflankeerd door het klooster en aan de andere kant door een seminarie en de koninklijke vertrekken. Het complex is 13 hectare groot met maar liefs 16 binnenpleinen, 4000 kamers en 16 kilometer aan gangen met 86 trapzalen, allemaal naar het model van het rooster waarop de heilige Laurentius geroosterd werd. De imposante muren zijn van graniet uit het naburige Guadarrama. Die maken het net zo grimmig en ascetisch als degene, die het liet bouwen.

Filips II liet het complex bouwen om zich terug te trekken en te bidden voor zijn eeuwige rust. Hij wilde er kunnen spreken met God en zijn overleden vader, Karel V (1500-1558). Het mausoleum was bedoeld als laatste rustplaats voor de laatste. Tegenwoordig liggen er vrijwel alle koningen, die Spanje sinds Karel V heeft gehad, met hun koninginnen. De privévertrekken van Filips II komen uit op het altaar, zodat hij zelfs wanneer hij ziek was aan de erediensten kon deelnemen. Bovendien had hij een enorme kunstverzameling, met onder meer werken van El Greco, Jeroen Bosch, Titiaan, Zurbarán en enkele Vlaamse primitieven en bezat hij een bibliotheek van meer dan 40.000 boeken. Tegenwoordig is dat te bezichtigen in het 'Museo de Arquitectura y Pintura de El Escorial'.

Na de Habsburgers
Na de Habsburgers, toen de Bourbons koningen van Spanje waren geworden, werd er nog maar weinig gebruik gemaakt van het paleis. Alleen Karel IV liet er zijn appartementen inrichten. Zijn vader, Karel III, had er, nogal in contrast met de rest van 'El Escorial' een klein theater bij laten bouwen.

Om het kloosterpaleis heen rees bijna tegelijkertijd het dorp San Lorenzo de El Escorial tussen het gebergte op, waar het bouwwerk nu majestueus over uitkijkt. Sinds 1984 staat het op de Werelderfgoedlijst van Unesco.