Spaanse Joden in Nederland

In 1492 werd door de de Katholieke koningen in Spanje het zg. Verdrijvingdsedict uitgevaardigd. Daarmee wilden ze de Joden, die onder de Moorse overheersing gewoon nog hun eigen geloof mochten belijden, dwingen zich te bekeren of anders het land te verlaten.Veel Spaanse Joden -tussen 100.000 en 300.000- zijn daarom naar Portugal, Frankrijk, de Balkan, het huidige Turkije of Noord-Afrika vertrokken.

Hoeveel Joden zich in Spanje wel tot het christendom hebben bekeerd is niet bekend. Velen onder hen zouden later alsnog Spanje verlaten vanwege de vervolgingen en de Inquisitie, die ze streng in de gaten hield. Ondanks dat de 'Conversos', bekeerde Joden, voor dus christenen waren geworden, bleven de meesten in het geheim hun geloof aanhangen. Deze Joden werden 'maranos' of schijn-christenen genoemd.

De naar Portugal gevluchte Joden kwamen in 1497 echter voor dezelfde keuze te staan.En vanaf het jaar 1536 werden de in dat jaar onder dwang gedoopte Joden door de Portugese Inquisitie gecontroleerd. Voor velen was dit een reden om het land maar beter te ontvluchten.

Al deze Joden, die uit Spanje en Portugal vluchtten, worden naar de Hebreeuwse naam voor het Iberische Schiereiland -Sefaràd- Sefardische joden genoemd. Waar ze kwamen bleven ze Spaans spreken, gelardeerd met Hebreeuwse woorden en woorden uit elke specifieke taal van het nieuwe gastland. Die taal wordt 'ladino' genoemd.

Sefardische Joden in Nederland
In het begin van de 16de eeuw kwamen Joden uit Spanje en Portugal via Frankrijk ook in de Nederlanden terecht, eerst in Antwerpen en later -aan het eind van de 16de eeuw- in Amsterdam.Omdat andere beroepen niet binnen hun bereik lagen waren deze Sefardische Joden meestal handelaren. In het thuisland, Spanje of Portugal, hadden ze vaak handelscontacten, wat ze zeker geen windeieren legde. Zo konden ze zich de diamant- en textielhandel exploreren.

Na de verovering van Pernambuco in Brazilië gingen velen van deze Joden daarheen om er met hun kennis van de handel en de taal een nieuwe handel te beginnen in suiker en tabak. Het zijn deze Joden die later -nadat de Nederlanders uit Brazilië waren gezet- in Suriname, Curaçao en New York terecht zouden komen.

Ondanks dat ondertussen meer dan 50% van de Sefardim in Nederland onder de armoedegrens leefden waren er ook die zo rijk konden worden dat ze in staat waren om o.a. de reizen van de Oost-Indische Compagnie te financieren of zomaar 2 miljoen gulden -in die tijd een heel bedrag- aan de Oranjes te schenken om de oorlog met Engeland mee te bekostigen. Het kan daarom zeker niet ontkend worden dat Sefardische Joden een groot aandeel in de Gouden Eeuw hebben gehad, een periode waarin de handel in de Nederlanden grote hoogten zou bereiken. De Portugese Synagoge (zie boven), die in de 17de eeuw in Amsterdam werd gebouwd, was een blijk van de grote welvaart van de vele Sefardim in die periode.

Welvaart en recessie
Na de Gouden Eeuw zouden de Sefardim het vanwege en economische recessie een stuk moeilijker krijgen. Toch bleven ze tot in de 18e eeuw een belangrijke rol in het Nederlandse culturele leven spelen. Dit in tegenstelling tot de Hoogduitse Joden, die omstreeks 1630 uit Midden- en Oost-Europa de Republiek binnenkwamen. Deze Joden, ook wel Asjkenazische joden (genoemd naar het Hebreeuwse woord voor Duitsland, Asjkenaz), vluchtten o.a. voor het geweld van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) en kwamen vaak als dagloner op het platteland te werken.

Ondanks verschillende culturele achtergronden en talen -de Hoogduitse Joden spraken jiddisch- en verschillen in aanzien werden deze ook wel vaak ondersteund door hun rijke Sefardische geloofsgenoten. Er werden vele sociale instellingen opgericht om armere broeders, weduwen en wezen te ondersteunen. Beide Joodse gemeenschappen hadden echter wel ieder hun eigen synagoge.

Emancipatie
In vele aspecten waren de Nederlanden toleranter voor Joden dan andere landen. Ze hoefden er niet in ghetto's te wonen en ook geen merkteken te dragen. Ze konden ook vrij trouwen. Misschien daarom dat rond 1700 Amsterdam met 10.000 Joden de grootste Joodse gemeenschap in West-Europa. Toch werden ze pas in 1796, na de inval van de Fransen in Nederland en tijdens de zg. Bataafse republiek, wettelijk gelijkgesteld aan de andere Nederlanders. Het verbod om deel uit te maken van een gilde werd opgeheven.

Nazaten van Sefardische Joden zijn tegenwoordig nog te herkennen aan achternamen zoals Pereira, Toledo, Duran, Sosa, Cardozo, Gomes, Peres of Bueno de Mesquita. Bekende Sefardische Joden in Nederland waren de filosoof Baruch Spinoza (1632-1677), de schrijver en uitgever Menasseh ben Israel (1604-1657) en de uitgever Emanuel Querido (1871-1943).

Boven: prent van de Portugese Synagoge te Amsterdam.