Het Spaanse journaal van Lodewijk Huygens

Constantijn Huygens, één van onze grootste dichters, had vier zonen en een dochter. De oudste zoon, Constantijn, is bekend geworden als staatsman en natuurkundige, de tweede zoon, Christiaan, als een geniale wetenschapper en uitvinder. Van de andere kinderen is echter minder bekend. Toch is er van de derde zoon, Lodewijk, iets overgeleverd, nl. zijn  Spaanse journaal.

Lodewijk Huygens (1631-1699) werd, net als zijn broers Constantijn jr., Christiaan en Philips opgeleid voor een diplomatieke functie. Hij studeerde rechten in Leiden en aan het Bredaase Oranjecollege. Met die bagage zou hij later deelnemen aan enkele diplomatieke missies, eerst naar Londen (1651-1652) en later naar Madrid (1660-1662).

Missie naar Spanje
In 1660 hadden twaalf jaar daarvoor De Nederlanden en Spanje met het Verdrag van Münster vrede gesloten. Lodewijk vertrok op 18 oktober op de 'Middelburg', één van de drie oorlogsschepen die zee kozen, uit Hellevoetssluis. Enkele weken later zou hij met een gezantschap van 90 personen aankomen in de haven van Santona, aan de noordkust van Spanje, en op 4 december zou men in koetsen in de Spaanse hoofdstad aankomen.

De opdracht was om koning Filips IV geluk te wensen met het huwelijk van zijn dochter met de Franse koning Lodewijk XIV, een bezegeling van de in 1659 tussen Frankrijk en Spanje gesloten Vrede van de Pyreneeën. Met die gelukwens moest het gezantschap natuurlijk uiteindelijk een groter diplomatiek doel bereiken.

Journaal
Lodewijk bevond zich in  het gevolg van één van de drie ambassadeurs, die leiding gaven aan het gezelschap, Godard Adriaan van Reede van Amerongen. Hij sprak Spaans, waardoor hij nogal eens werd betrokken bij de gesprekken onderweg naar Madrid, maar verder had hij niet zo veel te doen in zijn functie van buitengewoon gentilhomme -zonder taak en enige bezoldiging. Eigenlijk behoorde de missie -al was hij dan al 29 jaar- bij zijn opvoeding en het toekomstperspectief om op deze manier uiteindelijk een belangrijke post te krijgen.

Daardoor had hij veel tijd over, die hij aan zou wenden om zijn ervaringen in een dagboek bij te houden. Later zou hij dat in een grotendeels Franse tekst uitwerken, wat begin van deze eeuw door de historicus Maurits Ebben zou worden vertaald in het Nederlands. In 2005 werd dat in die vorm uitgegeven bij uitgeverij Walburgpers.

Uit dit journaal komt o.a. naar voren dat de reis naar Madrid een zeer primitieve tocht moet zijn geweest door een uiterst primitief land, waarbij veel van de reizenden gevergd werd. Hoogtepunt is een bezoek aan het adellijke vrouwenklooster Las Huegas, waar Lodewijk verliefd wordt op een mooie jonge non en meer aandacht besteed aan haar dan aan alle kunstwerken in het klooster. Ondanks zijn verliefdheid blijkt steeds een afkeer van alles wat katholiek is.

Eenmaal aan het hof volgen een beschrijving van het hofleven en het paleis: zalen, meubels, kleding, van vorsten en hofhouding. Hoewel de audiënties bij Filips IV steeds vrij kort zijn, worden de Nederlandse gezanten wel uitgenodigd om op een eerste Kerstdag met de koningin te eten.

Het gezantschap zou in maart 1661 worden teruggeroepen, omdat het allemaal te kostbaar werd en er te weinig werd bereikt. In mei zou de terugkeer een feit zijn. Over de terugreis zelf wordt niets in  het journaal vermeld.

Drost van Gorinchem
Elf jaar later kreeg Lodewijk wel zijn loon: hij werd door stadhouder Willem III  benoemd tot drost in Gorinchem. In deze functie zou hij de belastingen verhogen, wat hem er bij de plaatselijke bevolking niet erg geliefd zou maken; hij werd aangeklaagd wegens corruptie en uiteindelijk ook uit zijn functie gezet. Daarna kreeg hij een functie bij de Admiraliteit van Rotterdam.

Afbeeldingen: Portret van Lodeijk Huygens uit 1674 (maker onbekend); Omslag 'Spaans Journaal'