Een Vlaamse handelsdynastie in Andalusië

Tussen de 16de en de 18de eeuw vormden Vlaamse handelaars een groep, die van belang was in Spanje. Daartoe behoorde de familie Coghen, die zich aanvankelijk in Sevilla vestigde. Drie generaties lang wist deze een handelsimperium op te bouwen, dat handelde tussen de Nederlanden en de Spaanse koloniën, waarna het vanaf 1720 in verval raakte.

Het begon met Domenicus Coghen, in 1591 in Diest, in het toenmalige Brabant, geboren. In 1626 trouwde hij met Ana Cremers, ook uit Diest. Ze hadden 6 kinderen, 3 meisjes en 3 jongens. Familieleden van Domenicus waren actief in Diest als eigenaar van een taveerne, wijnhandelaar of brouwer. Zijn vader Thomas Coghen (1560-1639) was brouwer en eigenaar van een taveerne. Hij werd gemeenteraadslid en later zelfs burgemeester van Diest.

In de periode, waarin Domenicus Coghen jong was, werd de handel tussen Spanje en Vlaanderen sterk bemoeilijkt door de oorlog tussen Spanje en de Republiek. Zowel voor de Spaanse als voor de Vlaamse handelaars had dit negatieve gevolgen. Toen de vijandelijkheden na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) terugkeerden kondigde koning Felipe IV zelfs een volledig handelsembargo af, wat betekende dat schepen van de Republiek niet meer in de Spaanse havens mochten aanleggen.

Sevilla
In 1627 kocht daarom Domenicus een huis in Sevilla en een jaar later een 'hacienda', een herenboerderij, in de vlakbij gelegen gemeente La Rinconada. De laatste omvatte een koetshuis, paardenstallen, tuinen en een wijngaard. Zo begon hij een leven als een herenboer, die zijn eigen landbouwproducten verkocht. Ook verkreeg hij dankzij de steun en vriendschap van leden van de Vlaamse Natie, een sociaal netwerk van Vlamingen, de status van een edelman, met alle privileges die daarbij hoorden.

Zijn bedoeling was echter niet om zich definitief met zijn gezin in Andalusië te vestigen. Daarom droeg hij in 1641 het beheer van zijn onroerende goederen in Sevilla en in La Rinconada over aan Andreas Labermeyer, met de bedoeling dat de inkomsten ervan bestemd zouden zijn voor de opvoeding van zijn tweede zoon Pablo, geboren in 1636. Pablo werd ook onder bescherming van Andreas gesteld, die hem opnam in zijn gezin.

Slechts 15 jaar oud name Pablo Coghen in 1651 de leiding over van het landbouwbedrijf in La Rinconada. Een jaar later kocht hij een wijngaard in Dos Hermanos met 8.000 wijnstokken. Net als zijn vader in 1630 en 1636 was hij twee jaar daarvoor verkozen tot hoofd van de Santa Hermanidad (Heilige Broederschap) van de adellijke gemeenschap en in 1659 bracht hij het zelfs tot burgemeester van Dos Hermanos. Elke Spaanse gemeente van tenminste 30 inwoners had twee burgemeesters: één voor de adel en één voor het gewone volk. Ze waren niet alleen burgemeester maar ook rechter.

Van Cauwenberghe
Domenicus Coghen was toen al gestorven, in 1657. Pablo wilde ondertussen meespelen in de lucratieve handel tussen Sevilla en Antwerpen. Daartoe huwde hij zich twee jaar later in een grote Antwerpse handelsfamilie, die van Anthonis Van Cauwenberghe, die net zoals vele Antwerpse handelaars actief was in de handel met Spanje.

Pablo Coghen stierf echter jong, op 34-jarige leeftijd. Hij liet drie kinderen achter. Zijn weduwe, Maria, zou zijn werk voortzetten waar bij ze zich volledig op de handel tussen Antwerpen en Sevilla zou concentreren. Later zou zijn middelste zoon, Tomás Antonio, het van haar overnemen. Die verspaanste de achternaam van zijn moeder en ging zichzelf 'Coghen y Montefrío' noemen (Van Cauwenberghe=Montefrío)

Handel met de Spaanse koloniën
Tomás Antonio begreep dat om succes te hebben in de handel met de Spaanse kolonieën in Amerika het in de tweede helft van de 17de eeuw beter was om in Cádiz te wonen. Ook ging hij een partnership aan met zijn schoonvader en diens broer Jeroen Van Havre -ook bekend als Diego- en begon handel te drijven met Noord-Europa en Italië.

Na de dood van Jeroen in 1701 richtte Tomás Antonio een nieuwe firma op onder de naam 'De weduwe Jeroen Van Havre, Tomás Antonio Coghen & Co.'. Dat handelde met o.a. El Puerto de Santa Maria, Londen en Amsterdam. Het bedrijf kocht linnen en kantwerk in de Republiek, dat opgeslagen werd in Cádiz en daarna verscheept werd naar 'Nueva España', de Spaanse kolonies in Amerika, samen met wijn, olie en brandwijn afkomstig van hun landbouwbedrijven in La Rinconada en Dos Hermanos.

De firma bleef bestaan tot 1725. Vermoedelijk kwam het in verval doordat bepaalde privileges werden afgenomen na een conflict, dat na 1720 ontstond met de autoriteiten van Cádiz om de controle van de handel met West-Indië. Daarin werd getwijfeld aan de legaliteit van de adellijke titels, opgehnagne aan het oorspronkelijke buitenlanderschap van de familie. Een zoon van Tomás Antonio, Bernardo Coghen, schijnt in 1723 om die reden voor een rechter te zijn gekomen wegens 'illegale handel'.

De naam van Bernardo verschijnt in het register van het College van Sevillaanse kooplieden in 1724. Bekend is ook dat de erfgenamen van Tomás Antonio meer dan 50 'aranzadas' aan wijngaarden ontvingen in Sevilla, Cádiz, Dos Hermanas, La Rinconada en Isla de León. Een 'aranzada' is een oude agrarische meeteenheid, gelijk aan tussen 3.672 vierkante meter, dus dat waren grote bezittingen. Waarschijnlijk zijn die door latere generaties -noodgedwongen of niet-opgeteerd. De familie Coghen bezat in de jaren dertig van de 18de eeuw een herenhuis met weelderige tuinen bezat in het nabij Cádiz gelegen La Isla de León, sinds 1813 San Fernando geheten. Daar woonden in die tijd meer handelsfamilies, waaronder de oorspronkelijk Franse Massé, of Macé.

Nageslacht
Hoe dan ook, tegenwoordig herinnert in San Fernando alleen de naam van een straat, 'Calle Coghen', aan dat daar ooit een glorierijke familie heeft gewoond. Verder waren Mercedes Coghen en haar broer Juan Luis Coghen bekende hockeyspelers, die beiden een Olympische medaille wonnen (de eerste goud in 1992 en de a nder zilver in 1980). Er van uit gaande dat de naam Coghen in Spanje een zeldzaamheid is zulen dit dus nazaten zijn van deze grote Vlaamse handelaars, achtergebleven in de vergetelheid van het verleden.

Afbeeldingen: Uitzicht vanuit de Triana in Sevillla op schepen in de Guadalquivir; Begijnhof te Diest; het ge meentehuis van Dos Hermanas; handelsschepen in de haven van Cádiz (18de eeuw); de straat met de naam 'Calle Coghen in San Fernando.